Met Confituurwijk schreef de Vlaamse Femke Vindevogel een even zwarte als droogkomische debuutroman over de zoektocht naar je ware zelf in een achterstandswijk.
© Annaleen Louwes
De korte introductie bij Confituurwijk is duidelijk: “I’m sick to death of this particular self. I want another.” Dit citaat van schrijfster Virginia Woolf is het leidmotief van Marie De Geest, de verloren ziel die in dit boek op zoek gaat naar een andere zelf. Marie gaat zwaar geblutst door het leven en enig cynisme is haar niet vreemd, maar tegelijk heeft ze haar gevoel voor humor en een zekere levenslust niet helemaal verloren. “Dit keer ga ik het goed doen”, belooft ze de lezer dapper aan het eind van de intro.
Al snel leren we dat Marie, een prille twintiger, door het leven niet werd gespaard. We maken kennis met haar op het moment dat ze het ouderlijk huis moet verkopen. Haar vader, de dorpsdokter en fan van Virginia Woolf, heeft er zichzelf om het leven gebracht. Ooit maakte hij een medische blunder waarmee hij niet kon leven, en zijn vrouw nog minder. “Zij was niet met een dokter getrouwd om in schande te vallen”, noteert Marie over haar moeder.
Marie groeit op naast een vader die zijn verdriet verdrinkt. De noodzakelijke gesprekken met hem voert ze via de intercom van zijn voormalige dokterskabinet. Het is dan en daar dat ze beslist om nooit een man in huis te nemen, en nooit een vrouw te worden.
Marie verlaat het beschimmelde doktershuis en verhuist naar de Confituurwijk, een achterstandsbuurt waar de honden in de voortuin worden begraven, waar haar blokfluitspel wordt overstemd voor de Vlaamse schlagers van de buren, waar de mensen sponsbrood met choco of confituur eten omdat er geen geld is voor charcuterie en waar de mededeling dat je werkloos bent, wordt onthaald op een diepe zucht van opluchting. Het lijkt passend dat ze hier terechtkomt, de schooljuf had lang geleden al voorspeld dat het met Marie verkeerd zou aflopen.
De familie De Geest heeft een lijst bijwerkingen die langer is dan de aftiteling van een kaskraker
De nieuwe buurt heeft al het lelijke en slechte in huis dat Marie had verwacht. Maar er zijn ook verrassingen. Haar lawaaierige buurman Pa Vetstaart, alias de Kroniek van de Laatste Kans, blijkt het type ruwe bolster blanke pit. Bemoeizuchtig, maar ook hulpvaardig. En haar oude kwelgeest Samantha, door wie ze ooit van de dorpsschool werd gestuurd, raakt nu een erg gevoelige snaar bij Marie. “Dat versterkte mijn broeierige gedachte: als je je tot iemand aangetrokken voelt, ben je niet meer van jezelf alleen.” En dat is een geheel nieuwe ervaring voor Marie.
Ondertussen probeert Marie het juk van de erfelijke last van zich af te werpen. Dat is een levenstaak, want de familie De Geest heeft een lijst bijwerkingen die langer is dan de aftiteling van een kaskraker, leerde ze al van haar moeder. En bovendien omschrijft Marie zichzelf als experte in teleurstellen, dus met dat sociale leven wil het ook niet zo best vlotten.
Maar beetje bij beetje raakt ze vertrouwd met de figuren en het leven in de Confituurwijk. Dit is niet de plaats waar ze het liefst wil zijn, ze smeedt plannen om te vertrekken en elders nog eens opnieuw te beginnen, maar overdenkt tegelijkertijd: “Alles wordt mooier als je er genoeg tijd mee doorbrengt.”
Femke Vindevogel noteert het allemaal met een bij momenten gortdroge humor en met rake metaforen, wars van flauwe sentimentaliteit of vals-romantische ideeën over leven in armoede. Confituurwijk beschrijft de harde en rauwe realiteit van een leven in de marge, maar is ook zacht en teder als het kan. Hier en daar doet het wat denken aan het schitterende Dochter van Lenny Peeters, dat in 2018 bekroond werd met de debutantenprijs De Bronzen Uil, waarvoor Vindevogel nu ook is genomineerd.
Het is niet wat we zeggen of wat we denken dat definieert wie we zijn, parafraseert Marie Jane Austen, maar wat we doen. Blijven of niet, het is de knoop die ze moet doorhakken. Beseffend dat je altijd en overal op zoek kunt gaan naar een andere, betere ik.